In de provincie Antwerpen is de lockdown terug begonnen. De glascontainers hier in suburbia puilen weer uit. Zelf begin ik elke avondklok met een YouTube video. Een festivalopname van “Their Law” van The Prodigy uit 2010. Het zijn beelden uit een ander tijdperk. MC Maxim zweept een massa van 65.000 zwetende lijven op met onbedoeld profetische woorden:
”Do you see this? Don’t let them take this away from you. The freedom to party all night long!”
Het refrein moet Antwerpse oren doen tuiten.
”Crackdown at sundown… We’ll break those fuckers down!”
Ik heb evenveel nostalgie naar dit soort rebellie als naar met 65.000 man te staan springen op een concert. Er is sindsdien nog wel wat veranderd. Het publiek mag rocken maar niet meer roken of crowdsurfen; allemaal slecht voor de gezondheid. De fysieke gezondheid welteverstaan, aan de mentale hechten we minder belang. Die heb je niet nodig om hard te kunnen werken. Integendeel. Wat zou de frontman van The Prodigy, Keith Flint, die dansende aap met zijn blonde piekhaar, gevonden hebben van een avondklok? Joost mag het weten, hij ging vorig jaar de pijp uit. Niet door corona, roken of stagediven, maar door een depressie. Compleet legaal.
Het nummer “Their Law” was een reactie op de Britse “Criminal Justice and Public Order Act” uit 1994 die onder andere politie toeliet om mensen willekeurig te fouilleren zonder redelijke aanleiding of verdenking en zowel raves als bepaalde vormen van burgerprotest verbood. Oh ja, én strenger optrad tegen kinderporno. Allemaal samengeperst in één enkele, onwelriekende potpourriwet.
“Ga niet creatief om met de nieuwe maatregelen”, sprak Antwerps gouverneur Cathy Berx, nadat ze zelf met een avondklok net de meest creatieve overschrijding van haar bevoegdheden in elkaar had geknutseld sinds den Duits België binnenviel. We zagen hetzelfde gebeuren na de aanslagen op Zaventem met het bedenkelijke gewauwel over een Belgische Patriot Act. Een politicus in het nauw maakt rare sprongen. Je moet het hen vergeven, het is geen makkelijk beroep. Maar intussen glijden wij met brandend achterste langs een hellend vlak van consequenties naar beneden. (Terloops, de eerstvolgende politicus, viroloog of politiewoordvoerder die nog de zin “de speeltijd is voorbij” durft te hanteren, krijgt van mij hoogstpersoonlijk een stoffige bordveger tegen zijn/haar bakkes.)
Het is ontnuchterend met welk gemak en nonchalance deze verregaande beperkingen door politici ingevoerd, door politie gehandhaafd en door burgers aanvaard worden. Zijn we zo murw geslagen dat nadenken te vermoeiend wordt? Bang van de boete van 1.600 euro? Of heeft de polarisatie haar werk gedaan en vrezen we om bij de minste kritische reflectie meteen te worden ingedeeld bij de zilverpapierhoedjes, antivaxers of ex-zangeressen van K3? Misschien kiezen velen er daarom maar voor om te zwijgen en te “wachten tot het voorbijgaat”. Ook ik doe braaf (hoogstens mopperend) mee. Misschien ben ik intussen toch conformistischer geworden dan ikzelf dacht, toen ik nog mee stond te springen op de beats van The Prodigy. Al bescherm ik mijn mentale gezondheid wel met kleine acties van verzet. Zo heb ik bij de eerste avondklok mijn PMD zakken buitengezet om één uur ’s nachts. En gisteren kwam ik expres tien minuten na de avondklok thuis. Neh! Fuck’em, and their law!
Totaal nutteloos, kinderachtig zelfs, maar voor mij is het een manier om ermee om te gaan. Door niet zomaar klakkeloos elk nieuw regeltje te volgen van mensen die wellicht hun stinkende best doen, het zal wel, maar die het in alle eerlijkheid zelf ook niet goed weten. Misschien moeten we allemaal terug een beetje de vrijheid en het vertrouwen krijgen om het gezond verstand te laten meewerken. Om in deze nieuwe coronawereld te navigeren tussen ridicule regels en reëele risico’s in. Wie daar zijn draai in vindt, mag zich trots “coronaut” noemen.
Coronauten hebben het goed voor met elkaar, maar leven wel in de échte wereld. Als de regels logisch voelen —binnen, in menigtes, in het centrum, in nabijheid van andere mensen— hebben ze er totaal geen problemen mee om een mondmasker te dragen. (Nu ja “masker”… een doekje met elastiekjes eigenlijk.) Maar als ze het aandoen in een verlaten bos, voelen ze zich onnozelaars. Ze kunnen daar niet aan doen.
Ze zijn niet perfect. Net als bij de meeste mensen die nog andere dingen te doen hebben, wordt hun monddoekje niet élke dag gewassen op 60° en bewaren ze het niet in één of ander gesteriliseerd etui. Er ligt er gewoon één in de auto en er steekt er één in hun jaszak voor wanneer het verplicht is, of nuttig. Op eenzame wandelingen, hangt het monddoekje rond hun nek. Als ze vanop afstand een tegenligger kruisen die het wél draagt, zetten ze het op uit beleefdheid. Draagt die er ook geen, doen ze het niet. Ze houden rekening met elkaar, net zoals ze zouden doen met iemand anders’ religie of cultuur. Daar zit inderdaad een soort “rekening houden met de perceptie van andermans irrationaliteit” in, wat u neerbuigend mag vinden, maar dat zal hen aan hun reet roesten. Want omgekeerd geldt natuurlijk hetzelfde. Dit is hoe ze in tussentijd laveren langs de absurditeiten van deze nieuwe coronamaatschappij. Als Coronauten.
Je kàn kritiek hebben op specifieke, buitensporige maatregelen én tegelijk Covid-19 serieus nemen. Net zoals je tegen de inperking van burgerrechten uit de Public Order Act van 1994 kon zijn, én toch ook tegen kinderporno.
column voor De Standaard, verschenen op 8 augustus 2020