“Wij zijn absoluut tegen discriminatie”, sprak de Vlaamse Minister van Wonen plechtig op Terzake. Hij zei het alsof het iets nobels was. Een prestatie. Het evidente schijnt tegenwoordig wel vaker uitgesproken te moeten worden.“Maar…”, ging hij verder. Achter een dergelijke zin, belooft dat woordje “maar” zelden veel goeds. Genre “Ik ben geen racist, maar…” Hij vervolgde zijn betoog tegen praktijktests op discriminatie op de huurmarkt.
“We moeten stoppen met elke Vlaming te behandelen als een racist.”
Dat was een beetje een vreemde zin, want het gesprek ging niet over Vlamingen, maar over Verhuurders. Die zijn van allerlei allooi. Sommigen zijn buitenlander (en racist). De zin benodigde dus wat decodering, zoals gebruikelijk wanneer het woordje “Vlaming” valt. Met “de Vlaming” bedoelt men de blanke variant. Meer bepaald dat sappige kiesvee van hardwerkende middenklassers en brave gepensioneerden. Die immer geviseerde Vlaming die nooit goed kan doen en die trouwens al meer dan genoeg belastingen betaalt. Die wordt continu onderdrukt als racist, en dat moest maar eens gedaan zijn.
Even dacht ik dat hij ging vervolgen met: “De Vlaming is geen racist! En mijn partij is blij dat dit nu eindelijk eens zwart op wit bewezen kan worden. Met praktijktests bijvoorbeeld.”
Praktijktests, het blind testen of men zich aan de wet houdt, u weet wel, een beetje zoals politie die in burger patrouilleert bij betogingen, of een anonieme politiewagen die zich voordoet als een burgerwagen, of een lokagente in stadskledij op zoek naar nafluiters, etc vond hij in dit geval geen goed idee. Onder zijn kiezers zaten namelijk veel hardwerkende “Vlamingen” die een eigendom verhuurden, en die deden dat liefst aan wie ze zelf wilden. (Wat overigens nog steeds mag. Wat niet mag is uw huis op de openbare huurmarkt aanbieden, en vervolgens discrimineren louter op basis van criteria als afkomst of seksuele voorkeur. Net zoals u een pintje mag schenken aan wie u wil, maar u in uw café geen bordje meer mag hangen met “verboden voor Noord-Afrikanen” zoals tot eind jaren 60 nog gangbaar was).
Het is altijd amusant om mensen die graag hameren op “de wet is de wet” zich in bochten te zien wringen wanneer de wet hen niet goed uitkomt. Met Engelstalige eufemismen bijvoorbeeld. Of het predicaat “academisch”, terwijl men korte tijd ervoor nog, ik zeg maar iets, klimaatwetenschappers afdeed als “ach, al die academici ook”. Het werd dus een nieuw woord: “academische monitoring”. Jammer toch, al dat Engels in onze Vlaamse Overheid. Als het geen “praktijktest” mag heten, noem het dan gewoon een “mystery shopper”. Zoals die van de economische inspectie. Lekker sexy en neoliberaal.
“Ten tweede”, probeerde de minister nog, “de overheid mag niet liegen.” Hier kon ik een schaterlach niet onderdrukken. Een kleine breinscheet werkte zich langs mijn hersenpan naar buiten. “Dan ga je mensen voorliegen en wordt het vertrouwen in de overheid beschaamd”. ”Verhuurdersvertrouwen”, bedoelde hij daarmee. Het vertrouwen van de huurders was minder zijn ding. Een politicus die waarschuwde tegen liegen. Het klonk als een marketeer die waarschuwde tegen overdrijving in de reclame “want zo ondermijn je het consumentenvertrouwen.” Ik lag bijna onder de zetel. “Vertrouwen in de overheid.” De laatste peilingen indachtig hoeft hij daar niet bang voor te zijn; er valt er niet veel meer te verliezen.
Ach, het was goed geprobeerd natuurlijk. Deze poppenkast is vooral een schaamteloze ontmaskering van welke wetten en kiezers men wel belangrijk vindt en welke niet. Burgerrechten zijn voor sukkelaars en migranten. Wij hebben iets beters. Wij hebben geld. En wie rijk genoeg is, wordt niet gediscrimineerd. De Saudische sjeiks zijn even welkom in hartje Brussel als in de Haven van Antwerpen.
Misschien mikken we ook gewoon te hoog met onze wetten. Misschien moeten we gewoon maar eens aan onszelf toegeven “ach ja, in een ideale wereld, maar wij mensen zijn gewoon klootzakken.” Een beetje meer Trump zijn, ons eigen basale zelf. “Die moslims mogen al genoeg!” In plaats van onszelf te proberen overstijgen, te blijven streven naar verbetering en één of andere hogere standaard. Dat is zó passé. De Universele Verklaring voor de Rechten van de Mens? Fuck it. Omarm gewoon het kolonialisme. Hoera voor Leopold. Vroeger was het beter. De Amerikaanse grondwet met hun Life, Liberty and the pursuit of Happiness? Fok dat. Het enige amendement dat obsessief wordt gevrijwaard, is dat van de wapendracht. Mik gewoon wat lager met uw wetten. Leg u neer bij de zesjescultuur van de Wetstraat. Hakken over de sloot is meer dan goed genoeg. Ge moogt blij zijn dat we uw handjes niet meer afhakken. Da’s toch ook al iets? Een beetje dankbaarheid mag wel.
Misschien moeten we racisme niet verbieden, maar er gewoon belastingen op heffen. Eens zien hoe lang het dan nog duurt, vooraleer het massaal verdwijnt in België. En opduikt in Panama. Maar dan hoef ik er tenminste niet op te zien.
“Academische monitoring” wordt het dus. We leggen de bal terug te gisten in één of andere studiegroep. Hun conclusie kan ik nu al verklappen. In theorie zijn we absoluut tegen discriminatie. In de praktijk is het geen prioriteit.
column voor De Standaard, verschenen op 20 juni 2020