“Gastong!”
— “Wadist Leijow?”
Die woorden waren genoeg om mij als kind de oren te doen spitsen. Ik wist: nu komt er iets. Het equivalent van “Komt een man bij de dokter…”, een aanloop naar hilarische bommalachbuien van hier tot in Hong Kong. Een gulle lach uit een tijd van voor Charlie Hebdo of Böhmermann, toen de onschuld regeerde. Een tijd van slapstick, variteté, en revue die ik zelf nog nét heb mogen meemaken.
Gij had de lach aan oe gat plakke, gelijk ze zeggen. Je had het niet zo voor de jonge stand-up comedians. Je prefereerde je eigen oude vorm, de clownerie die wij dan soms weer ouderwets vonden. Zoals het een échte generatiekloof betaamt, wisten we het allebei beter. Maar wij hielden van je als van een knorrige bompa die moppert over de lawaaimuziek van de jeugd. En ik zag in jouw guitige lach dat je ons stiekem ook wel kon appreciëren.
Ik ga nooit vergeten hoe ik als jonge komiek in 2008 met jou mee op de planken mocht staan in de Arenberg schouwburg op de nacht van de Antwerpse komieken. De zaal zat stampvol fans, allemaal voor jou. Jij stond zenuwachtig in de coulissen te ijsberen en tegen jezelf te mompelen. “Verdoemmen hai! Ik daaarref nie! Worum doeng kik dees na?” Waarna je het podium opwandelde en de zaal bijeen veegde met pure stand-up. Voor perfectionisten is de plankenkoorts chronisch, leerde ik toen. Wij stonden te kijken vanuit de coulissen (en je heimelijk toe te juichen) met een mengeling van liefde en jaloezie.
“Ik gon geng nief kostum nie meer kope”, zei je over je toen al gezegende leeftijd. Als ik ooit die leeftijd haal, ga ik die mop stelen.
Het is stil in de Trammezandlei.
Maar hierboven lachen ze nen beet af:
“Gastong!”
— “Alleij Leijowww!”
Thanks for all the laughs, meneer Berghmans.